Prinsjesdag 2018

Prinsjesdag 2018. De hoedjesparade en alle perikelen eromheen heb ik gemist, met naar ik verwacht een groot deel van ondernemend Nederland. Mijn interesse blijft voornamelijk beperkt tot de plannen ten aanzien van belastingen. Welke plannen raken de MKB-ondernemer en vooral: hoe gaat dat doorwerken op termijn? Een paar eerste indrukken en overwegingen.

 

Ondernemersfaciliteiten
Laten we maar positief beginnen. De winstbelasting gaat omlaag. Dat klinkt goed, maar moet wel worden gecompenseerd natuurlijk. De ondernemersaftrekken worden (zij het gefaseerd) verlaagd, zoals zelfstandigenaftrek, meewerkaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek. Daarnaast gaat bijvoorbeeld de Energie Investeringsaftrek (EIA) van 54,5% nu naar 45%, blijkbaar verwacht de regering dat investeren in duurzame energie inmiddels gemeengoed begint te worden.

Dividendbelasting
Over de afschaffing van de dividendbelasting is al het nodige geschreven en geroepen, punt is: hij gaat er per 1 januari 2019 gewoon echt af. De regering haalt wel de scherpe kantjes voor het MKB er wat af: zo stijgt de heffing in box II minder snel (van 25% nu naar 26,25% in 2020, en 26,9% in plaats van 28,5% in 2021). Daarnaast wordt het tarief vennootschapsbelasting stapsgewijs verlaagd: het lage tarief (tot een winst van € 200.000) daalt van 20% in 2018 naar 19% in 2019 en 16% in 2021.

Lage btw-tarief
Richting de consument wordt verder een concrete stap gezet richting de al veel besproken verhoging van het lage BTW-tarief om Europees meer in de pas te lopen. Diensten en producten waarvoor nu het lage btw-tarief geldt, gaan per 1 januari duurder worden (van 6% naar 9%). Het lijkt er ook weer op dat Nederland het braafste jongentje van de klas wil zijn en het lage tarief fors verhoogd.

Nederland is met een tarief van 6% ook wel een van de landen met de laagste belastingdruk bij het lage tarief. Meestal ligt dat tussen de 5 en 12%, waarbij een aantal landen nog twee verschillende percentages hanteren, bijvoorbeeld 5% en 9%. Blijven mensen ze afnemen, ook als het niet om eerste levensbehoeften gaat? Komen marges onder druk? Het is en blijft een beetje koffiedikkijken, maar bepaalde branches gaan het zeker voelen.

 

Al met al lijkt de regering serieus werk te willen maken van een eenvoudiger fiscaal stelsel. Twee belastingschijven, minder aftrekposten en het gelijktrekken van de belasting op arbeid en op winst uit onderneming. Op zich een nobel streven, ik ben echter enigszins sceptisch.

 

Eerdere plannen voor vereenvoudiging leidden – door de grote hoeveelheid correcties en aanpassingen – juist tot het complexe belastingstelsel dat we nu hebben. Neem de eigenwoningregeling, deze is bizar ingewikkeld geworden in de afgelopen tien jaar, met allerlei voorwaarden en uitzonderingen in bijzondere situaties: bij echtscheiding belandt je dan al snel in een woud van regels.

Persoonlijk heb ik ook wat moeite met de drang om belastingdruk op arbeid en winst gelijk te trekken: de financiële/fiscale stimulans voor startende ondernemers wordt afgevlakt. Dit moet natuurlijk niet de voornaamste reden zijn om een bedrijf te beginnen, maar de bewuste keuze je nek uit steken en een groter financieel risico te lopen, mag door de overheid wel gewaardeerd worden. Nog afgezien van de extra verantwoordelijkheid en het feit dat je 24/7 ondernemer bent.

 

Je zou kunnen redeneren dat dit de ‘echte ondernemers laat opstaan’: de mensen die het niet voor het geld doen, maar die echt een bedrijf willen neerzetten. Maar wat is er mis met een extra fiscale stimulans? De keus voor ondernemerschap wordt er niet aantrekkelijker op. En willen we het MKB, als motor van de economie, gezond houden, dan hebben we echt (nieuwe) ondernemers nodig.